Ruimte, Figuur, Woord
door Andreas Moersener
“Eigenlijk schilder ik altijd in de aanvoegende wijs:”, zegt Holger Bunk. Zijn schilderijen tonen hem vaak zelf, zelfportretten in een door architectuur bepaalde omgeving. Het zijn zelden gehele landschappen, waar altijd wel sporen van menselijke activiteit op te zien zijn. Als een naar binnen gekeerde en bedachtzame man kijkt hij het beeld uit. Waarbij hij de blik van de toeschouwer schampt en vastgrijpt en hem onmerkbaar het beeld in trekt. De bezigheden, de gebeurtenissen, de handelingen en de omstandigheden van de afgebeelde personages in zijn werken, zijn niet duidelijk vast te stellen, maar een tipje van de sluier wordt opgelicht.
De schilder Holger Bunk (1954, Essen) studeerde aan de kunstacademie in Düsseldorf bij de schilder Alfonso Hüppi. Al tijdens zijn studie begon hij met tentoonstellen. Al snel exposeerde hij in het buitenland en won gerenommeerde kunstprijzen. Ondanks zijn drukke docentschap aan de kunstacademie in Stuttgart bleef hij zich ontwikkelen als kunstenaar. Bij de heropleving van de figuratieve schilderkunst, in de jaren tachtig van de vorige eeuw, nam het werk van Holger Bunk een bijzondere plaats in. Hij had een eigen stijl die niet aansloot bij de opkomende groepen als ”de Nieuwe Wilden” en “de Jonge Italianen”. Holger Bunk heeft gewerkt in Azië en Afrika en heeft een atelier in Soest (Duitsland) en Amsterdam.
In 1980 vroeg de Bazelse galeriehouder Felix Handschin hem een ruimtelijk werk te maken op de gevel van een gebouw. Bunk maakte “Hammerfassade”, schilderijen die gedeeltelijk voor de vensters aan de gevel hingen. Alsof ze uit hun evenwicht werden gebracht, voelde het of ze naar beneden vielen. Het gebouw leek zich te openen maar bleef ontoegankelijk. De schilderijen vielen uit de raamkozijnen of namen hun plaats in. Daarmee gaven ze het huis een nieuwe gevel en veranderde het stadsgezicht.
Holger Bunk wees hiermee naar een veel voorkomende kwestie met werken in de beeldende kunst, zowel voor de kunstenaar als voor de bezoeker, namelijk dat werk niet los kan worden gezien van de omgeving waarin het wordt getoond. Omdat de schilderijen ogenschijnlijk op de gevel zwevend en ruimtelijk waren aangebracht, de hele installatie een sculpturaal karakter kreeg. Hun fysieke aanwezigheid werd voelbaar boven de waarnemer die onder de hoge muur van het huis stond. Een visueel schouwspel wat niet te doorgronden is maar visueel uitdaagt en tot de verbeelding spreekt
In de overzichtstentoonstelling „von hier aus“ in 1984 in de Düsseldorf, gecureerd door Raphael Jablonka, Kaspar König en Maja Oeri, maakte Holger Bunk opnieuw ruimtelijk werk, de schilderijinstallatie "Zweifacher Raum". De bezoeker werd onderdeel van installatie van schilderijen en kwam dicht bij het werk omdat hij door het werk kon lopen, dat als een coulissenlandschap was opgebouwd. Grote schilderijen waren schuin in de tentoonstellingsruimte geplaatst waarin een doorgang voor de bezoekers zat.
In de verbeelding van de bezoekers vloeide de werkelijke ruimte naadloos over in de illusoire ruimte van Holger Bunk. De aanwezigen van de tentoonstelling konden zichzelf onderdeel van het schilderij voelen, door het te 'betreden' en het op hetzelfde moment weer te ‘verlaten’. Hoewel de fysieke afstand bijna verdwenen leek te zijn, kon men door weer een stap terug te doen en afstand te nemen het geheel in zich opnemen.
“Hammerfassade” Bazel 1981, detail uit de gevel van 11 x 8 m |
Bij “Hammerfassade” in Bazel leken de schilderijen de neiging te hebben visueel aan te vallen en zich op de toeschouwer te storten. Bij "Zweifacher Raum" in Düsseldorf was de meer dan levensgrote installatie van schilderijen eerder in de verdediging, zowel in de diepte van Bunks illusioire ruimte, als in de terugwijkende, uitnodigende ruimte van de tentoonstellingsplek.
De ruimtes van Holger Bunk komen jouw richting uit en verleiden je, maar zijn ongrijpbaar en bestaan alleen in de verbeelding van de toeschouwer, wat in de titel van het Düsseldorfse werk "Zweifacher Raum" passend besloten ligt.
In recentere tentoonstellingen gebruikt Holger Bunk de galerie zelf als canvas, door tekeningen op de tentoonstellingsmuur te monteren of er zelfs rechtstreeks op te tekenen. Zo wordt de galerie een medium en smelten de echte zaal en de artistiek verbeelde ruimte samen. Dit lijkt slechts een eenvoudige vorm van exposeren, maar het spel met de ruimtes gaat subtiel verder. De tentoonstellingsruimte, die eigenlijk slechts dient om te presenteren, wordt als vorm in Holger Bunks verbeelding gezogen, en maakt vanaf het begin af aan deel uit van zijn beeldcompositie.
Deze dubbelzinnigheid is kenmerkend voor de structuur van Holger Bunks beeldend concept met een aaneenschakeling van waarnemings- en reflectieve momenten. Intuïtie, verbeelding en betekenisgeving worden permanent op de proef gesteld door subtiele maar onvermijdelijke interventies in de context en structuur van het beeld. Is het de tentoonstellingsruimte die het mogelijk maakt om het werk als zodanig te presenteren, of is het het werk dat de ruimte als onderdeel van het werk gebruikt?
In Holger Bunks werk zit een conceptueel element. De betekenis van zijn werk kan niet alleen worden afgeleid uit de zintuiglijke waarneming of de verbeelding van de toeschouwer. Het beeldend denken kan een waterval aan reflexies op gang brengen, die kunnen worden onderbouwd met de herinnering aan persoonlijke waarnemingen en met de eigen verbeeldingskracht.
In het Bazel-project dringt de schilderkundig illusionaire ruimte de openbare ruimte binnen, in het Düsseldorf-project streeft hij ernaar om de schilderkunstige illusionaire ruimte open te stellen voor de openbare bezoekersruimte, en in de daaropvolgende periode is zijn werkwijze gericht op het samenvoegen van de twee ruimtes, althans op conceptueel niveau.
Deze wisselwerking vindt plaats via de onderdelen van het werk, via het afgebeelde: qua vorm via de opzet van de installatie, qua inhoud via een suggestieve vertelling, verpersoonlijkt in het beeld van de afgebeelde personen die vaak oogcontact zoeken met de ontvanger. Tussen vorm en inhoud een puzzel van de semantische niveaus van tekst, beeld en technologie.
De gezamenlijke serie foto's "Was macht das Bild in Dir, 100 Stellungen mit Klaus und Holger" van Holger Bunk en Klaus Richter uit 1979, (gefotografeerd door Thomas Kesseler) doet niet alleen qua vorm denken aan de strakke formele stijl van Bernd en Hilda Becher en de Düsseldorf Academy, maar ook inhoudelijk aan de performance- en happeningtraditie die zich het voorafgaande decennium manifesteerde bij Düsseldorfse academiedocent Joseph Beuys en de Fluxusbeweging.
Statische gebaren, gezichtsuitdrukkingen en houdingen lijken formeel, maar volgen niet een bekend patroon. Hoewel de gebaren duidelijk en minimaal zijn, blijven ze raadselachtig en zijn de bedoelingen van de afgebeelde personen duister. Hun schijnbare doelgerichtheid wordt tot in het absurde doorgevoerd, met een fijn gevoel voor humor, zonder dat de kijker ooit hun veronderstelde betekenis in twijfel trekt.
In de grote schilderijen van Holger Bunk zijn ook heel vaak personen te zien: hijzelf, mannen die staan, zitten, bewegen. Ze eten, werken en onderzoeken. Ze zijn duidelijk in gedachten verzonken. Denken is de constante metgezel van doen, zijn tweelingbroer.
De situatie waarin de de personages zitten en wat ze doen is vaak moeilijk te duiden, omdat de handelingen die fragmentarisch worden weergegeven, momentopnamen lijken. Men kan slechts gissen naar hun doel, hun reden en hun bedoelingen. Rekwisieten, locaties en gebaren kunnen een aanwijzing zijn, maar verduidelijken de situatie nooit helemaal. Ondanks de prettige rust die de composities uitstralen door hun gebalanceerdheid, hebben de schilderijen van Holger Bunk een vergankelijk karakter.
De veronderstelde actie van de afgebeelde figuur geeft de kijker ruimte voor zijn verbeelding, over wat er zich voor en na de afbeelding heeft afgespeeld. In retrospectief zet het mysterieuze aan om zijn drijfveren te zoeken, in prospectief naar plannen en doelen. In de schilderachtige landschappen gaat het om het verkennen en ontdekken. In de architecturale, stedelijke of binnenruimte gaat het om maatschappelijke- en sociale conventies en beschaving. Het wordt verleend, uitgevoerd, gerapporteerd, gecontroleerd, gestuurd - met technische apparatuur –. Er wordt bezocht, gepland, gegaan, gelopen, gezeten, vergeleken en gedacht.
Uiteraard zijn dit activiteiten die onderdeel van onze beschaving, onze existentie, zijn, we denken er niet over na. Bij het huidige menselijke bestaan horen ze erbij, ze verlichten het leven en maken het mogelijk.
De vraag die bij de toeschouwer opkomt bij het observeren van de afgebeelde figuren is: wat gebeurt hier? Gevolgd door: is dit belangrijk? En: is het nodig of passend en correct op deze manier? Dit verklaart Holger Bunks aanvankelijk geciteerde uitspraak over schilderen:
“Eigenlijk schilder ik altijd in de aanvoegende wijs”
Het gaat altijd over het mogelijke, wat er in het volgende ogenblik kan gebeuren, of wat er net is gebeurd. Het probleem van contingentie in de filosofie wordt hier aangestipt, dat licht probeert te werpen op het probleem van het toeval en de spanning tussen onmogelijkheid en noodzaak.
De secundaire vraag werpt zich op naar de onderliggende conventies, normen, waarden of het heersende ethos, dat met zijn regels het handelen bepaalt.
Om dit verder te doorgronden, voegt Holger Bunk in zijn composities, het geschreven, getekende, gedrukte en geschilderde woord toe. Zijn personages houden vellen papier vast, enveloppen, borden, voorpagina's van boeken, stukjes papier die in de schilderijen lijken te zijn samengevoegd, en stripboeken. Hele reeksen werken op papier gebruiken het collageprincipe om het schrift in de vorm van woorden of zinnen in de compositie als beeldcomponent op te nemen. Het naast elkaar plaatsen van beeldende en tekstuele berichten is opnieuw een raadsel en een indicatie voor wie op zoek is naar een reden en betekenis.
Betekenis geven aan de afbeeldingen en het toekennen daarvan, vindt plaats in gesproken of geschreven taal. Het spreken en schrijven over kunst is onderdeel van de beeldende kunst, de verbale stilte minder. Tekst als constante metgezel, als kennisinstrument en filter, bewaakt de toegang tot het visuele. Holger Bunk neemt deze drempel en nestelt zich mooi in de beeldstructuur, als gast die bevraagd kan worden en niet zomaar de deur kan worden gewezen.
Ook bij de alledaagse waarneming grijpt de taal vanuit de achtergrond in, becommentarieert, bekritiseert en is soms betweterig en belerend. Net zoals het beeldgeheugen van het alledaagse slechts in het onderbewustzijn aanwezig is, dat perceptie en visueel denken overdraagt, kan tekst voor de kijker als een impuls voor visualisaties werken.
Waarbij moet worden opgemerkt dat zelfs Holger Bunk's atelier in Soest niet gespaard is gebleven van de invloed van tekst. Gehuisvest in een voormalige gebedsruimte van een kerk, scheen na renovatiewerkzaamheden telkens weer een bijbels motto als een dreigende waarschuwing door het schilderwerk op de muur: “Ich aber sage euch” Dat wat de empirische werkelijkheid overstijgt zich hier onmiskenbaar als een verschijning openbaarde, mag symbolisch gezien duidelijk maken waar het bij Holger Bunk om gaat.
In zijn schilderkunst liggen doen en denken heel dicht bij elkaar. De afgebeelde personages bestaan in hun eigen realiteit, met behulp van taal en intellectuele diepgang. De kijker wordt uitgedaagd Bunks gedachten te volgen, maar hij zorgt ervoor dat zijn werk ongrijpbaar blijft. De toeschouwer kan er nooit bijkomen maar heeft genoeg om zelf in te invullen bij het lezen van de afbeelding.
Wat overblijft, is dat de werken van Holger Bunk na het betreden van zijn verbeeldingskracht, 'leesbaar' worden als gedachtebeelden en dat daarmee onze ideeën en veronderstellingen over 'de werkelijkheid' als vorm en structuur veranderen. En dat gebeurt niet alleen fijngevoelig en bespiegelend, maar soms ook heel humoristisch.
Comments
Post a Comment